• Ook afspraak 's avonds en in het weekend mogelijk
  • Unieke behandelwijzen

IR insulineresistentie bij paarden

Insulineresistentie (IR) is een steeds vaker voorkomende stofwisselingsstoornis bij paarden. Om beter te kunnen begrijpen wat er speelt bij insulineresistentie hebben we dit stuk op onze website geschreven. Omdat we vinden dat onze tips in de praktijk inzetbaar moeten zijn hebben we de tekst zo geformuleerd dat de gemiddelde paardenliefhebber het ook zal begrijpen.In het hoofdstuk "WAT IS HET ADVIES BIJ INSULINERESISTENTIE OF BIJ HET RISICO OP INSULINERESISTENTIE" zijn we bewust niet uitgebreid ingegaan op de medicatie. Aanpassing van de voeding en beweging moet op nummer 1 staan. In onze praktijk is ons opgevallen dat sommige mensen graag naar een snelle en makkelijke “oplossing” zoeken, zoals bv medicatie. In het geval van insulineresistentie is het paard daar alleen in zeer uitzonderlijke gevallen gedeeltelijk mee geholpen.

WAT IS INSULINERESISTENTIE?

Insulineresistentie is een stofwisselingsstoornis. De alvleesklier maakt het hormoon insuline aan, welke bij een gezond paard voor een bijna constant glucosegehalte in het bloed zorgt.
Wanneer een gezond paard eet worden de voedingsstoffen door de darmwand opgenomen en vervolgens afgegeven aan de bloedbaan. Het door de alvleesklier gemaakte hormoon insuline zorgt er onder andere voor dat de suiker (glucose) uit het bloed wordt opgenomen door spier- en vetcellen.
Wanneer een paard insulineresistentie heeft nemen de spieren pas glucose op als de insulineconcentratie ongewoon hoog is: “De receptoren op deze cellen zijn minder gevoelig geworden voor insuline”. Hierdoor moet de glucose op een andere wijze verwerkt worden; het te veel aan glucose in het bloed wordt door de lever omgezet in vet. De alvleesklier werkt in eerste instantie nog naar behoren maar omdat de receptoren op de spiercellen pas reageren bij een ongewoon hoog gehalte insuline gaat hij meer en meer insuline aanmaken, de alvleesklier draait dan als het ware overuren, met als gevolg een continue te veel aan insuline in het lichaam. In zeer extreme gevallen kan het zijn dat de alvleesklier het uiteindelijk opgeeft, maar dat zie je bij paarden bijna nooit. Bij mensen noemen we dit diabetes type 2. Tot het moment dat de alvleesklier het op geeft, is het proces nog tot op zekere hoogte omkeerbaar.

WAARDOOR ONTSTAAT INSULINERESISTENTIE

Er kunnen meerdere oorzaken aan ten grondslag liggen. De stoornis komt voor bij PPID (voorheen cushing), een bepaald soort tumor aan de eierstokken en bij een langdurige disbalans tussen voeding en arbeid. Omdat dit laatste de grootste oorzaak is en steeds vaker voor komt, ligt het focuspunt hier op.
De natuurlijke leefomgeving van het paard is de steppe, daar is zijn lichaam dan ook op gebouwd. Paarden zijn van nature grazers die in groepsverband vele kilometers per dag af leggen om verdeeld over de hele dag stengelig materiaal met een lage voedingswaarde te eten. In een gedomesticeerde situatie krijgt een paard gemakkelijk verteerbaar eten met een hoge voedingswaarde en leggen ze meestal niet de tientallen kilometers per dag af die ze in het wild zouden lopen.
De alinea hierboven geldt het hele jaar rond maar waar vaak niet aan gedacht wordt is dat paarden een seizoensgebonden verandering hebben in eetlust en metabolisme. Tijdens de winter neemt de eetlust af in verband met het verminderde voedselaanbod in de natuur. De energie die gedurende het voorjaar en de zomer is opgeslagen in het vetweefsel wordt dan aangesproken. Dit mechanisme wordt verstoord door de manier waarop de meeste gedomesticeerde paarden gehouden worden. Voer met een hoge voedingswaarde wordt het hele jaar verstrekt en bescherming tegen temperatuurdaling (bv dekens) beperken het natuurlijke gewichtsverlies gedurende de winter. Daarnaast wordt ook de fysieke inspanning minder door huisvesting in stallen. Deze factoren tezamen zorgen er voor dat de gemiddelde energiebehoefte van een paard daalt en de opname even hoog blijft. De onbalans tussen wat een paard binnen krijgt en wat hij verbruikt is daardoor in de winter vaak nog groter dan in de zomer.
Algemeen wordt aangenomen dat een langdurig te hoog glucosegehalte, door een onbalans tussen voeding en arbeid, in het bloed de oorzaak is van het minder gevoelig worden voor insuline en dat noemen we insulineresistentie.
Alle paarden kunnen insulineresistentie krijgen maar sommige rassen zijn er gevoeliger voor. Dit zijn de rassen die van nature weinig nodig hebben en een zeer efficiënte stofwisseling hebben. Dat zijn hele goede eigenschappen voor paarden die in het wild leven maar wanneer je deze rassen in een gedomesticeerde omgeving houdt zal er extra naar de balans beweging/voeding gekeken moeten worden. 

WAT ZIJN DE GEVOLGEN VAN INSULINERESISTENTIE

Wanneer insulineresistentie niet behandeld wordt zal deze waarschijnlijk resulteren in het Equine Metabool Syndroom (EMS). Het ziektebeeld van EMS omvat een scala van risicofactoren voor het ontstaan van hoefbevangenheid doordat bepaalde organen niet de juiste hoeveelheid hormonen afscheiden, waarbij een ontregelde insuline aanmaak altijd aan de basis staat. Verhoogde spierspanning en een verstoorde hormonale vetweefselhuishouding kunnen ook voorkomen bij paarden met EMS. Echter, dit is niet altijd het geval waardoor deze niet in de definitie zijn opgenomen.

hoefbevangenheid
Wanneer een paard insulineresistentie heeft worden de eerste letsels, die als gevolg daarvan optreden, waargenomen in de lamellen van de hoefwand (hoornlamellen). Deze verlengen en vernauwen waardoor ze minder goed aansluiten op de lamellen van de binnenkant van de hoef, de zogeheten vleeslamellen. Deze verandering omvat ook een versneld afsterven van de cellen. De daarbij aansluitende vervorming van de hoeflamellen verklaart de aanwezigheid van de hoefbevangenheidsringen, zelfs al voor klinische hoefbevangenheid optreedt. 

verminderde vruchtbaarheid en tumoren
Omdat insulineresistentie de hormonale cyclus van de merrie beïnvloed is verminderde vruchtbaarheid ook 1 van de mogelijke gevolgen. Net als het ontstaan van een goedaardige tumor in het vetweefsel ter hoogte van het mesenterium, waaromheen de dunne darmen zich kunnen vastsnoeren, met als gevolg koliek.

andere gevolgen van insulineresistentie
Verder staat in het lijstje 'gevolgen van insulineresistentie' ook huidproblemen, lusteloosheid, spiervermoeidheid en verergeren van gewrichtsklachten. Ook de verminderde doorbloeding door vaatvernauwing, veroorzaakt door een continue verhoogd insulinegehalte, kan mogelijkerwijs een aantal van deze klachten verklaren.

WANNEER ZIT EEN PAARD IN DE GEVARENZONE

Omdat je als osteopaat ook een adviserende rol hebt, ben ik van mening dat een paard met een verhoogd risico op insulineresistentie zeker opgemerkt moet worden. De eigenaar zal geïnformeerd moeten worden over de risico's voor het paard alsmede wat te doen om insulineresistentie te voorkomen. Zoals eerder beschreven gaat het om een disbalans tussen beweging/voeding. Dit uit zich in het uiterlijk van een paard. Een paard dat te veel binnen krijgt ten opzichte van de hoeveelheid energie die hij verbruikt, wordt dikker door het vet dat zich af gaat zetten en bij te dikke paarden moet je altijd aan de mogelijkheid van insulineresistentie (nu of in de toekomst) denken.
Een Body Condition Score kan een indicatie geven over de eventuele gevarenzone waarin het paard zich bevind. Aan de hand van deze kaart kun je beoordelen hoe vet of mager een paard is. Het paard krijgt op grond van de kaart een score tussen de 1 (dun) en 9 (extreem vet). Een 5 wordt gezien als een gezond vetpercentage. Paarden met een score hoger dan 5 lopen, met hetzelfde beleid, nu of in de toekomst, het risico insulineresistent te worden of te zijn. Een paard met een score van 7 of hoger wordt meestal gezien als obese.

 

 

Het kan zijn dat een paard niet dik oogt maar wel regionale vetophopingen heeft. In dat geval is de BSC kaart geen doeltreffende manier om na te gaan of het paard een gezond vetpercentage heeft. Vetophopingen worden vooral gesignaleerd in de nek, achter de schouders, rond de staartbasis, ter hoogte van de penis of de uier en op willekeurige plaatsen langs de buiklijn . Speciaal voor deze gevallen is de Cresty Nek Score ontwikkeld. Inmiddels lijkt het er op dat vooral de ontwikkeling van een cresty nek geassocieerd kan worden met stofwisselingsziektes bij paarden, waaronder insulineresistentie. Bij de CNS wordt de vetopstapeling ter hoogte van de nek beschreven en beoordeeld op een schaal van 0 tot en met 5. Een score van 1 a 2 wordt gezien als normaal. 3, 4 en 5 worden gezien als te dik.

 

0. Geen zichtbare, palpeerbare crest (weefsel zichtbaar boven het ligament nuchae).
1. Geen zichtbare crest, maar wel licht palpeerbaar.
2. zichtbare crest met een gelijke verdeling van vet in de lijn van het achterhoofd tot aan de schoft. De crest past makkelijk in 1 hand en buigt makkelijk van de ene naar de andere kant.
3. vergrootte en verdikte crest. Het vet is in het midden van de nek is dikker dan bij het achterhoofd en de schoft, waardoor er enigszins een boog in de hals ontstaat. De crest vult de hand en de buigzaamheid neemt af.
4. Een flink vergrootte crest, past niet meer in 1 hand en is stijf. Evenwijdig aan de bovenlijn kunnen er rimpels in het huidoppervlak van de crest ontstaan.
5. De crest is zo groot dat hij permanent naar 1 kant overhangt.

Cresty Nek Score

 

 

HOE HERKEN JE EEN PAARD MET INSULINERESISTENTIE

Zoals eerder beschreven is een paard met insulineresistentie, of met een risico op insulineresistentie, vaak te dik of heeft het regionale vetophopingen. Soms, echter, gaat het om een normaal geproportioneerd paard. In dat geval is het paard vaak in het verleden te dik geweest en vervolgens afgevallen door middel van een aangepast beleid.
Wanneer het paard wel te dik is en dik lijkt te worden van lucht, moet er een belletje gaan rinkelen.
Een dierenarts kan ook testen op insulineresistentie. Dit kan op meerdere manieren. De eerste wordt een FSIG-test genoemd. Hierbij wordt er twee keer bloed afgenomen, 10 voordat de test begint, om de basisconcentratie van insuline en glucose te bepalen. Vervolgens wordt er intraveneus glucose aan het paard toegediend waarna er 13 keer bloed wordt af genomen met tussenpozen van 1 tot 3 minuten. Na 20 minuten krijgt het paard intraveneus insuline toegediend, waarna er 17 keer bloed wordt afgenomen met tussenpozen van 1 tot 30 minuten. Hiermee kan de dierenarts zien hoeveel tijd het paard nodig heeft om de glucoseconcentratie weer op een normaal niveau te krijgen. Een gezond paard heeft hier 45 minuten voor nodig. Echter, deze test is moeilijk uit te voeren door een reguliere dierenarts. Daarom wordt er vaak gekozen voor een minder specifieke maar makkelijkere tests, zoals hierna beschreven.
Een andere optie wordt een single sample test genoemd. Door middel van 1 keer bloed afnemen wordt het basis insuline- en glucosegehalte gemeten. Omdat er verschillende oorzaken zijn die de testresultaten kunnen beïnvloeden zijn er wel bepaalde regels aan deze test verbonden, zodat de resultaten betrouwbaarder zijn. Zo moet het paard minstens 8 tot 10 uur vasten voordat er bloed wordt afgenomen, De stalen worden dan 's morgens tussen 8 en 10 gecollecteerd en altijd in hetzelfde laboratorium met dezelfde techniek beoordeeld. Alleen dan kan verschil in interpretatie zo klein mogelijk gehouden worden en is de accuraatheid het grootst.
Weer een andere manier is de orale suikertest. Het paard krijgt dan suikersiroop toegediend. 60 en 90 minuten na toediening neemt men bloed af om de insulineconcentratie te meten. Wanneer het paard insulineresistent is zal de concentratie van insuline in het bloed 60, 75 en 90 minuten na toediening meer dan 60 micro eenheden per milliliter bevatten.

WAT IS HET ADVIES BIJ INSULINERESISTENTIE OF BIJ HET RISICO OP INSULINERESISTENTIE

Omdat obesitas, te weinig beweging en een slecht aangepast dieet de grootste rol spelen bij insulineresistentie moet hier kritisch naar gekeken worden, en aangepast waar nodig/mogelijk. Men moet wel in ogenschouw houden dat niet iedereen in staat is om de omstandigheden zo optimaal mogelijk te krijgen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een pensionstal waar ieder paard in hetzelfde stalmanagement mee gaat.
De energieopname van een paard met insulineresistentie moet worden verlaagd, tot 75/70% van de energiebehoefte. Hierbij is het van belang om niet alleen te kijken naar de hoeveelheid voer die het paard binnen krijgt maar ook naar de samenstelling van het dieet. 0,5 tot 0,7% van het lichaamsgewicht per week afvallen wordt als gemiddeld beschouwd. Sneller afvallen is gevaarlijk voor de gezondheid.
Omdat maar weinig mensen in staat zijn om hun paard (regelmatig) te wegen en daarnaast van hun voeding regelmatig een analyse te laten maken, zijn er een aantal basis regels waar de meeste paardeneigenaren in eerste instantie goed mee uit de voeten moeten kunnen.
Het is van groot belang om het paard hooi van goede kwaliteit te geven als primaire voeding, liefst niet van de eerste snede, omdat daar veel suikers in zitten. Het vezel gehalte neemt toe en het suikergehalte neemt af naarmate het hooi langer groeit. Hooi dat later rijp is, is dus beter geschikt voor paarden die af moeten vallen. Het hooi moet, in verband met het ontstaan van een maagzweer en andere spijsverteringsproblemen, wel 24/7 gegeven worden. Om te voorkomen dat het paard dan nog altijd grote hoeveelheden binnen krijgt is het gebruik van een slowfeeder een must. Wanneer een paard vervolgens nog te veel eet is een slowfeeder met kleinere gaten raadzaam, 2 slowfeeders over elkaar heen zou ook een optie kunnen zijn. Het paard mag geen voordroog, geen kuilgras, geen weidegang, geen krachtvoer en geen snoepjes meer hebben. In al deze voedingsmiddelen zitten makkelijk verteerbare koolhydraten. Het paardenlichaam zet deze om in glucose (suiker) en het is juist zaak het glucosegehalte laag te houden.
Bij een dieet uitsluitend bestaande uit hooi is de opname van vitamines, mineralen en eiwitten vaak onvoldoende. Daarom wordt er geadviseerd om deze bij te geven. Men moet er dan wel op letten dat er niets anders dan de (dagelijkse dosis) eiwitten, vitamines en mineralen in de brok zit. 

Verder wordt er geadviseerd dat het paard minstens 5 dagen per week minimaal 30 minuten aan het werk gaat. Het gebrek aan beweging, doordat het paard niet meer in de wei mag, kan worden opgelost met een paddock met zandbodem. Een graasmasker is ook een optie al moet men dan wel rekening houden met het feit dat het paard dan nog altijd gras binnen krijgt, al is het minder dan zonder een graasmasker. Ook moet er in dit geval goed gekeken worden dat het graasmasker de tanden niet beschadigd. Al met al is het beter om weidegang totaal te vermijden.
Bij de meeste paarden is verandering van rantsoen en meer beweging voldoende om ze af te laten vallen. In heel extreme gevallen kan er voor gekozen worden om het paard medicamenten te geven om het afvalproces te versnellen. Deze medicatie kan echter in geen geval in de plaats komen van een rantsoenaanpassing.

Waarom is voordroog niet geschikt?

Dat is een technisch verhaal wat we hier heel kort en simpel zullen proberen te verklaren. Gras dat ingepakt wordt in plastic folie wordt afgesloten van zuurstof. Hierdoor krijgen melkzuurbacteriën de kans om het ingepakte gras te laten fermenteren. Ik gebruik hier bewust niet het woord hooi, omdat het geen hooi is. Echt hooi, dat dus niet ingepakt wordt in folie, zal juist dmv zuurstof geconserveerd worden, het sterft af. Oftewel 2 verschillende manieren van conserveren (fermentatie tegenover afsterving) met beide dus ook een ander "eindprodukt"; voordroog en hooi. Denk bijvoorbeeld eens aan chips en een gekookte aardappel, niemand zal zeggen dat dit twee dezelfde producten zijn terwijl ze dat ooit in de basis wel zijn geweest. En niemand zal ooit zeggen dat er dezelfde voedingsstoffen in zitten.  

In de natuur komt een paard van oorsprong geen voeding tegen dat zoveel melkzuurbacteriën bezit als voordroog. Maw het paard is er dus niet op "ingericht" om dit soort voeding goed te kunnen verwerken. Een grote hoeveelheid melkzuur kan niet voldoende door het lichaam worden verwerkt. Een deel van de melkzuren wordt omgezet in glucose en wat niet succesvol omgezet kan worden, wordt opgeslagen in de bindweefsels. We spreken hier van een toename in glucose/vet maar ook van een toename in lymfe omdat de ph-waarde omlaag gebracht moet worden. Het komt er op neer dat het paard dikker wordt. 

Voordroog heeft dus, zoals hierboven kort beschreven, een negatief effect op de zuurtegraad in het lichaam maar daarbij ook nog andere nadelige effecten (zoals bijvoorbeeld beschadigde darmen en nieren, eczeem, jeuk, koliek, hoefbevangenheid, diaree, waterige mest, vitamine tekorten). Echter dat gaat te diep op de stof in om hier allemaal uit te diepen. Het belangrijkste is in dit geval dat voordroog niet geschikt is voor paarden en al helemaal niet voor paarden met IR danwel paarden die in de gevarenzone zitten van IR.

DE LANGE TERMIJN

Wanneer het paard is afgevallen tot het ideale gewicht en de insulinesensitiviteit is verbeterd is het belangrijk om te voorkomen dat het paard wederom te dik wordt en insulineresistentie krijgt. De meeste paarden kunnen uiteindelijk de wei weer in. Echter, wel geleidelijk en niet onbeperkt. Verstandig is het om een stuk wei af te zetten en zo de opname te beperken. Ook kan men aan een graasmasker denken.
De hoeveelheid suikers in gras noemt men fructaangehalte. Wanneer het fructaangehalte van het gras hoog is, is het niet aan te raden om op die dagen het paard weidegang aan te bieden. De dagen dat het fructaangehalte in het gras hoog is zijn de dagen dat het in de nacht koud is en overdag warm, denk aan het voorjaar, de vroege zomer en de herfst. De fructanen in het gras zijn overdag het hoogst, het is dus aan te raden om het paard vroeg in de ochtend of laat in de avond eventueel weidegang aan te bieden.
Het mooie van het voedingsadvies voor een paard met insulineresistentie is dat het ook goed is voor een gezond paard. Het dieet van onbeperkt hooi in een slowfeeder, eiwit en vitamines is gezond en raadzaam om aan te houden, tezamen met voldoende beweging.

SAMENVATTING

Wanneer een paard te dik is, en er wordt niets aan gedaan, krijgt het vroeg of laat insulineresistentie met als gevolg EMS, kans op tumoren en vruchtbaarheidsproblemen. Het is daarom van groot belang te letten op de lichaamsconditie van het paard en de voeding en beweging daar op aan te passen. Voor dieet en beweging is de grootste rol weggelegd in de aanpak van insulineresistentie.

 

Dat meer bewegen heel belangrijk is staat als een paal boven water. Echter is daar een soepel bewegend lichaam essentieel voor. Lees verder wat wij voor uw paard kunnen beteken om hem/haar weer gezonder te laten bewegen: Wat maakt onze behandelmethode uniek?

Voor verdere vragen kunt u uiteraard ook altijd contact met ons opnemen.

Afspraak maken
Contact opnemen
06-37009839

Heistek manuele- en hersteltherapie
Mussel a Kanaal Oostzijde 9
9584 TD Mussel (Groningen)
info@heistek-mht.nl